In de pols en hand bevinden zich in een kleine ruimte veel botstructuren en gewrichten. Een geringe verandering in de anatomie kan daardoor al aanzienlijke gevolgen hebben voor de functie van de hand. Wanneer er sprake is van een fractuur, is er vrijwel altijd ook sprake van weke delen schade. Hierbij is het weke delen letsel en de gevolgen van immobilisatie op deze weke delen bepalend voor het uiteindelijke functionele herstel. Door de ontwikkeling van geavanceerde operatie technieken kan er in de regel sneller gestart worden met trainen en inzetten van de hand. Handrevalidatie grijpt hierop aan, waarbij het gedoseerd belasten van de hand het natuurlijk herstel volgt.
Bij een fractuur is er sprake van een onderbreking van de continuïteit van het bot. Het kan gaan om een scheur in het bot, maar ook een breuk of verbrijzeling. Een fractuur in de onderarm of hand ontstaat meestal ten gevolge van een trauma. Bij hogere leeftijd is het valrisico groter en bestaat er een vergrootte kans op het ontstaan van een polsfractuur, zeker in combinatie met osteoporose. Op een jongere leeftijd treedt een fractuur vaak door een verkeers- of arbeidsongeval of ten gevolge van sport.